zondag 16 november 2014

Buurman


Buurman is niet meer. Na een lang, rijk gevuld leven moest er zich toch nog even zo’n akelig gezwel nestelen op een onhandige plek in z’n lichaam. De laatste keer dat ik hem sprak, nog geen week voor zijn dan toch plotselinge overlijden, had hij een angstig gele gelaatskleur. We hebben toen wat staan filosoferen over wat hem nog te wachten stond. Zo doe je dat dan met iemand die aan het eind van zijn leven gekomen is en daar ook een zekere berusting in lijkt te hebben gevonden. Hij had nog steeds dat ondeugende lachje waarmee hij de dingen vaak nam zoals ze kwamen. Zijn hele leven was hij bakker: hij kende alle mensen in de wijde omtrek. Hij had veel gezien, veel gepraat en over veel dingen gezwegen. Het was een wijze man, vond ik. Prettig in de omgang, niet belerend en met een open oog en geest. Een beetje zoals je zelf oud hoopt te worden. Geen gezeur en gezanik over dat vroegûh alles beter was. Dat vond hij namelijk he-le-maal niet.  Zeker niet als hij verhalen vertelde over barre wintertochten op de stijf bevroren zandwegen, met de broodkar.

Een paar weken geleden vroeg hij nog of ik vrienden met ‘m wilde worden op Facebook. En vond hij dingen leuk die ik en anderen erop zetten. Erg lang heeft hij van zijn nieuw verworven vriendenkring niet kunnen genieten.  Want al snel werd hij door een oude traditie ingehaald: buren die bij elkaar kwamen voor het rouwbeklag, koffie schonken, meehielpen alles op rolletjes te laten lopen. Voor ons was daar geen speciale taak weg gelegd: wij hadden, onwetenden uit het Westen, nooit  ‘echte’ buren gemaakt. Het voelde toch een beetje raar, dat wij, naaste buren, het moesten afleggen tegen mensen die honderd meter verderop wonen. Maar zo zijn de tradities en die worden op dagen als deze hoog gehouden. En dat is ook mooi. Dus moeten wij dat misschien toch maar eens doen, buren maken.