zaterdag 15 augustus 2015

Flash


Veertien jaar is ze, onze jongste dochter, als ze me vlak voordat we een week naar ons Franse huis gaan iets in de handen drukt. Het is ingepakt en ademloos zegt ze: ‘Je mag het pas lezen als je in Frankrijk bent.’ En weg is ze.

Natuurlijk wacht ik niet tot we in Frankrijk zijn. Als ik het cadeaupapier eraf heb getrokken  zie ik een bundel  volgeschreven en met foto’s beplakte pagina’s . Tezamen vormen zij een hartstochtelijk pleidooi. Het kind wil een eigen paard. In het boekwerk bevinden zich verhalen, gedichten en praktische overwegingen. Er is een lange lijst met voor- en een korte met nadelen. Er is een kostenbegroting. Er zijn uit tijdschriften geknipte foto’s van paarden. Er zijn aandoenlijke tekeningen. En er is maar één conclusie mogelijk: als wij het kind een paard misgunnen, zal zij haar leven lang diep ongelukkig zijn. Want ze MOET een paard.  We zijn verbijsterd. Tot dan toe hebben we van deze hartenwens niet echt geweten.

We gaan erover in discussie, maar lang duurt die niet: we zien niet hoe wij een paard moeten financieren. De begroting lijkt ons veel te rooskleurig. We zijn ferm en duidelijk in ons oordeel: Geen Sprake Van.

We komen weer thuis en hebben het er niet over.  De dagen daarna verlopen wat vreemd: wij doen alsof we het hele paardengedoe gewoon vergeten zijn. De avond van de tweede dag houdt ze het niet meer en vraagt in tranen wat we hebben besloten. En wat voelen we ons wreed en machteloos als we haar grootste wens niet kunnen inwilligen. Diep verdrietig gaat ze naar haar kamer. Ik probeer het nu toch maar Knolhoofd weet van geen wijken.

En zo gaat het meisje op zaterdag en enkele avonden maar weer naar de stal van mensen verderop om uit te mesten, te voeren en soms op een van de paarden daar te rijden. Ze doet het met grote inzet en zorgvuldigheid. Soms ga ik mee om te helpen en te kijken hoe en wat ze doet, met zo’n paard. Ik heb helemaal niks met paarden, vind ze groot en griezelig. Over een eigen paard praat ze niet meer.
We worden gebeld door de eigenaar van de stal. Een vriendin van hem gaat scheiden en kan haar paard niet meer houden. Ze heeft hen gevraagd of hij haar 18jarige ruin onderdak wil verlenen. Ze wil er geen geld voor, ze wil alleen een goed tehuis.  Flash komt met z’n hele hebben en houwen, zadels, dekens  enzovoorts. ‘En toen dacht ik gelijk aan Martine,’ zegt de eigenaar. En wij, hoe kan het anders, gaan overstag.



En het moet gezegd: het gaat uitstekend. Trouw gaat ze iedere ochtend nog voordat ze naar school gaat naar de stal om Flash te voeren en  uit te mesten. Het is een braaf paard, lang manegepaard geweest, heel geschikt voor een onervaren ruiter. Ze neemt een baantje bij een verkoopstal en leert onder het strenge regime van de eigenares hoe de boel spic en span te houden. Ze ‘verdient’ er haar tweede paard, het veulen Zhara. En als we verhuizen naar een plek waar ze haar paarden aan huis kan houden, is dat natuurlijk helemaal geweldig.

Flash lijkt niet gelukkig bij ons, hij staat altijd één kant uit te kijken in de paddock. En als er nog een rijpaardje bijkomt verhuist Flash weer. Op zijn nieuwe stek leeft hij helemaal op en wordt bereden door de heer des huizes, die een warme band met hem opbouwt. Een heel enkele keer gaat Martine nog wel eens kijken.

En dan, de dag ervoor hebben we het nog over hem gehad, staat het bericht op FB dat Flash is overleden. In een prachtig in memoriam beschrijft de eigenaar op hartverscheurende wijze hoe het afscheid verliep en hoe hij hem nu al mist. En ik denk aan hoe Flash in ons leven kwam, zo toevallig op de juiste plek en de juiste tijd. En dan mis ik hem ook, opeens, na al die jaren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten