maandag 26 oktober 2015

Vijftig cent



We komen uit de parkeergarage voor een ochtendje winkelen. Bij de zich automatisch openende deuren staat een man van een jaar of veertig. Hij heeft slordig, halflang blond haar, draagt een blauw-wit ski jack, een spijkerbroek en dat zie ik meteen: foute schoenen. Dit type mannen kan er nog zo ‘gewoon’ uitzien, ze worden altijd verraden door hun schoeisel. Daarbij wiebelt hij erop. Zachtjes heen en weer. Het is eigenlijk raar hoe je in een paar tellen meent te kunnen zien met wat voor persoon je van doen hebt.


Hij spreekt ons aan. Vijf karren verderop in de aan elkaar geschakelde rij ligt een verkreukelde kassabon van zeker dertig centimeter. Die wil hij graag hebben (‘Het is mijn kassabon, ik heb hem nodig’) , maar hij heeft geen vijftig centstuk. Of wij…..Ik kijk hem niet aan als ik in mijn portemonnee naar zo’n munt (ik geef toe, ik kijk eerst even of ik geen karmunt heb) zoek. Ik stop hem zelf in de gleuf van de vijfde kar. Het slotje klikt moeiteloos open en samen trekken we de voorste vier naar voren (‘Gaat het wel?’, vraagt hij zorgzaam, omdat er een kar over mijn voet rijdt). Ik pak de bon uit de kar en overhandig hem. Meteen duw ik de karren terug en haal de munt uit de gleuf.  Nu dient zich de cruciale vraag aan: zal ik hem die 50 cent geven? Was het hem daar eigenlijk niet om te doen? Of is dat een belediging?  Ik had het hem na deze bijzondere manier van bedelen best gegund.  Maar hij heeft zijn gehavende hielen al gelicht, hij loopt met te snelle junkiepassen langs de glazen wand, de bon wappert in zijn linkerhand. 

‘Hoe kan hij nu geen 50 cent hebben en wel die bon in die kar?’ vraagt Hoofd Logica zich af. 
‘Die bon was helemaal niet van hem, hij kan toch nooit zoveel boodschappen hebben gedaan.’ Want waar zijn die nu dan? Even kijken we om ons heen of er ergens een camera verborgen hangt die onze goedertierenheid gefilmd heeft. Maar nee. Wat er zojuist gebeurd is, zal altijd een raadsel blijven.

maandag 12 oktober 2015

Vijf kamelen



Soms lijkt het of het leven van toevalligheden aan elkaar hangt.  Je hebt als adolescent hijgend een hoge bergtop in de Franse alpen beklommen en wie staat daar van het uitzicht te genieten: de lerares Frans die je in het dagelijks leven verfoeit (maar die hier op die bergtop plotseling menselijk blijkt).  Je staat op een camping naast mensen met wie je het goed kunt vinden en een half jaar later kom je ze tegen op een familiereünie: de man van het stel blijkt een volle neef van je te zijn. En op een dag, rond Kerstmis, rijd je door Ede en zie je kamelen in een weiland. Nét op het moment dat Hoofd Achterbank in een avonturenroman leest over een expeditie die kamelen nodig heeft. Je zit achter het stuur en zegt: ‘Kijk, ik zie kamelen, twee, drie, nee, víjf kamelen!’ Op hetzelfde moment leest hij: ‘Vijf kamelen……!’
Op dat moment wordt in ons gezin de kamelenfactor geboren. Voortaan beoordelen we toevalstreffers op een schaal van  1 – 5 kamelen. Vijf kamelen worden zelden gehaald.

25 jaar geleden werd onze jongste dochter geboren. Ervan overtuigd dat ik zwanger was van een jongetje bleef de nummer één die al op het lijstje stond  beschikbaar: Laurens. Maar het werd een meisje. Uit mijn zwangerschapsgymgroep werd een dag later het enige jongetje geboren en hij  kreeg de naam Laurens. Nu vraag ik je, hoe groot is de kans dat dát gebeurt? Twéé kinderen in een dorp met 2500 inwoners in één klas met dezelfde bijzondere naam? Het was nog voor onze vijfkamelen index, maar opmerkelijk was het wel.

Járen later is de dochter van vriendin Jolande voor de tweede keer zwanger. In oktober 2015 is ze uitgerekend. Op 8 oktober ben ik ’s ochtends met Kleindochter op weg naar de Boreel wanneer een zwangere vrouw met een klein meisje met paardenstaart de roltrap afdaalt. Ze ziet me niet en ik kijk achterom : verdomd als dat niet Marielle is met Anna! Tegelijkertijd lijkt het me sterk: ze is toch bijna uitgerekend? Het is toch wel erg vroeg voor haar om vanuit Noord-Holland nu in de Boreel te zijn? Ik wil Jolande appen om ernaar te vragen maar de dag is vol met Kleindochter en andere zaken en net als ik zover ben komt er een app: ‘Vanmiddag is onze tweede kleindochter geboren. Marielle en Fleur komen morgen thuis! We zijn blij en héél trots!’ Onmiddellijk bel ik de opgewonden grootmoeder.

‘Ze was ervan overtuigd dat ze een jongetje zou krijgen,’vertelt Jolande. ‘Haar vriendin kreeg een paar weken geleden een jongetje, Laurens. Zij hadden ook die naam uitgekozen! ‘ Snel deel ik haar opmerking in op onze vijf kamelenschaal. Ik vind het wel een vier, op de vijf. Want het is uiteindelijk geen Laurens geworden. Maar een Roos. En dat is, voor Jolande, met haar grote voorliefde én kennis van tuinen en rozen, toch een heel bijzondere vernoeming. En eens te meer een bewijs dat toeval grootse, ongrijpbare vormen aan kan nemen. 

dinsdag 6 oktober 2015

Taart

Op een van onze zeldzame winkelmiddagjes trakteer ik Jongste Dochter op thee met een taartje bij de enige echte Deventer tearoom.
Het is moeilijk kiezen, vanuit de vitrine lachen ons wel vijftien verschillende gebakjes toe. Dochter kiest een Kasteeltje, ik neem een cassis bavarois met suikerschuim en slagroom, bestrooid met cacaopoeder. We krijgen onze gebakjes elegant geserveerd met een mes en vorkje. Ik fluister dat deze patisserie annex tearoom als de beste van de stad bekend staat. Dat wist ze niet.

Er komen twee dames binnen, waarvan één direct opvalt, niet alleen door haar omvang. Haar felroze met oranje gecombineerde outfit maakt samen met haar luide stem dat er al op afstand geen ontkomen aan is.
‘Mij is verteld dat dit de beste tearoom van de stad is,’verkondigt zij, om zich heen kijkend. Samen zoeken de dames een plekje dat na enige discussie gevonden wordt. Als het meisje hun bestelling op komt nemen vraagt het gevaarte haar welke soorten gebak ze allemaal heeft.
‘Heb je kwarkgebak?’ Het meisje antwoordt ontkennend.
‘Cheesecake?’ 
’Dat is net zoiets als kwarkgebak,’ verduidelijkt de vriendin. Het meisje adviseert om samen in de vitrine te gaan kijken naar wat er dan wel is.
‘O, moeten we zelf gaan kijken?’ Met enige moeite staat het stel weer op.

‘Heb je iets met aardbeien?’ De suikertaart, laten we haar maar Rosa noemen, knijpt haar ogen half dicht als ze in de vitrine kijkt. ‘Ik heb dertig seconden nodig om te focussen, ‘ zegt ze. ‘Ik zie het allemaal niet zo snel.’
‘Nee, het aardbeienseizoen is voorbij,’zegt het meisje.
‘Iets met kersen dan?’ Het is oktober.
‘Helemaal geen vruchtengebak, dus?’ Er klinkt lichte kregel in haar stem. ‘Ik zou dat hier wel verwachten. Wat moet ik dan kiezen?’
De vriendin wijst op het mokkagebak, de hazelnoottaartjes, de diverse smaken bavaroisgebakjes, de appeltaart met kaneel en karamel en de bananensoes.
Rosa heeft nu haar blik op het Kasteeltje gevestigd. ‘Wat zit daarin?’
‘Cake, frambozenjam, slagroom en er zit marsepein omheen.’
‘Is dat erg zoet?’ Het meisje knikt.  
‘Heb je ook nog andere soorten bavarois?’
‘Ik neem de bananensoes,’ zegt de vriendin ferm. ‘Kies jij ook wat?’
‘Nou, die appeltaart dan maar, die is met appel en kaneel en karamel?’
‘Jazeker,’ zegt het meisje. ‘Dat staat er ook bij. Appel, kaneel en karamel.’
‘Dan neem ik die maar. En wat heb je te drinken? Heb je vers sap?’
‘Sinaasappelsap,’ zegt het meisje.
‘Vers? Niet uit een pak? Vers geperst? En wat kost dat?’
‘2,75.’
‘En zit dat in een leuk glas, zo’n hoog glas, leuk voor de foto?  Ik bedoel, zo’n glas op een steel, of zit het in een gewoon sapglas?’

Op dit punt slaakt Dochter een zeer hoorbare, diepe zucht en slaat haar ogen ten hemel.
‘Ik zou dit dus nooit kunnen,’ zegt ze, iets te luid. ‘Ik was na twee minuten al gaan slaan.’ Rosa is weer naar haar tafeltje geschuifeld.
‘Ik ga afrekenen,’ zeg ik snel. Op mijn blik van verstandhouding met het meisje komt geen enkele respons. Respect!