maandag 24 augustus 2015

De kip of de soep





Een nadeel van het enigszins zelfvoorzienend leven is dat je steeds wordt geconfronteerd met eindes. Op enig moment is iets op. Het juiste tijdstip om de bonen te rooien of de aardbeienplanten op de composthoop te gooien zijn beslissingen die nog niet direct hoofdbrekens kosten. Anders wordt het als het om levende have gaat.

Al jaren hebben we legkippen, eerst wat mengelmoezerige rasjes, van kriel naar steeds groter, met haan dus ook kuikens en daar begon het: wat te doen met de haantjes? Die beslissing werd pas echt urgent wanneer de schattige kuikens echt volwassen hanen geworden waren en het hok te klein. Sommige mensen doen slinkse dingen als  hun hanen in een doos stoppen en dan ergens in de schemering op een braakliggend terrein loslaten. Ik zal eerlijk zeggen: dat is erg verleidelijk. Maar ook weer een beetje laf. Als je zelfvoorzienend bent moet je ook je eigen hanen slachten. Helemaal zelf gefokt, vlees van oorsprong, bij de bron, noem het maar. Nu ben ik, als boerenkleindochter, wat minder gevoelig aangelegd waar het kippen betreft maar dat wil niet zeggen dat ik het ook doe, die kop eraf. Ik weet wel héél goed Hoofd Kippenvel daarover aan zijn kop te zeuren. Dus die heeft wel eens zo’n haantje geslacht. Ook parelhoenders, trouwens, voor ik het vergeet. Dat zijn beesten, daar krijg je echt helemáál geen band mee, dus dat is gemakkelijker. Maar om nou te zeggen dat het z’n hobby werd, dat slachten, nee. ’s Winters mogen zijn kippen los en dan waren we stiekem blij als er één gepakt werd door een vos of een bunzing.

Een paar jaar geleden kregen we Echte legkippen. Oranje leghorns, hartstikke mak, je kon er met vier tegelijk onder je armen lopen, ze vonden alles prima. En ze legden alle vijf elke dag een ei, dus we kwamen om in de eieren. Nu is het zo dat het bij kippen opeens ‘op’ is. Dus na twee jaar was het met dat leggen van de ene op de andere dag afgelopen. Ze bleven natuurlijk wel eten, legmeel, graan, keukenafval.

Er kwamen drie jonge, fraaie maar behoorlijk schuwe Rhode Island Reds. Twee ervan gingen leggen, de derde niet en zou dat ook nooit meer gaan doen, zei een kippenkenner. De niet leggers werden gescheiden van de leggers en wekelijks meldde Hoofd Kippenvel dat hij een natuurmens  die alles weet van kippen slachten zou bellen voor een afspraak. Ondertussen bouwde hij een verplaatsbaar rennetje voor ze op het gras. 

Op een avondje Klootschieten trof hij de natuurmens. Een paar biertjes verder was de afspraak gemaakt: maandag om 10 uur ging het gebeuren. Hoofd Kippenvel sliep er slecht van, dat kon ik wel merken. Tegen tienen verdween hij schielijk maar kwam een uurtje later helemaal opgelucht terug met in een emmertje water de schamele restanten van één kip. Die zwarte die niet wou leggen. Net genoeg om een bouillonnetje van te trekken. Mijn vraag, wat er met die nietleghorns ging gebeuren, wimpelde hij af onder wat gemompel van ‘beste kippen’ en ‘gehecht aan’. Ik verdenk hem ervan dat hij ze namen heeft gegeven. En dan kun je eigenlijk niks meer beginnen.

Vanmiddag heb ik ze de restanten van ons avondmaal van gisteren gebracht. Ze waren er heel blij mee. Dus toe maar. Ik heb geen slecht gevoel over kliekjes, Hoofd Haan mag straks in het najaar weer blij met  zijn dames onder de arm lopen. En die soep, die wordt natuurlijk heerlijk!


zaterdag 15 augustus 2015

Flash


Veertien jaar is ze, onze jongste dochter, als ze me vlak voordat we een week naar ons Franse huis gaan iets in de handen drukt. Het is ingepakt en ademloos zegt ze: ‘Je mag het pas lezen als je in Frankrijk bent.’ En weg is ze.

Natuurlijk wacht ik niet tot we in Frankrijk zijn. Als ik het cadeaupapier eraf heb getrokken  zie ik een bundel  volgeschreven en met foto’s beplakte pagina’s . Tezamen vormen zij een hartstochtelijk pleidooi. Het kind wil een eigen paard. In het boekwerk bevinden zich verhalen, gedichten en praktische overwegingen. Er is een lange lijst met voor- en een korte met nadelen. Er is een kostenbegroting. Er zijn uit tijdschriften geknipte foto’s van paarden. Er zijn aandoenlijke tekeningen. En er is maar één conclusie mogelijk: als wij het kind een paard misgunnen, zal zij haar leven lang diep ongelukkig zijn. Want ze MOET een paard.  We zijn verbijsterd. Tot dan toe hebben we van deze hartenwens niet echt geweten.

We gaan erover in discussie, maar lang duurt die niet: we zien niet hoe wij een paard moeten financieren. De begroting lijkt ons veel te rooskleurig. We zijn ferm en duidelijk in ons oordeel: Geen Sprake Van.

We komen weer thuis en hebben het er niet over.  De dagen daarna verlopen wat vreemd: wij doen alsof we het hele paardengedoe gewoon vergeten zijn. De avond van de tweede dag houdt ze het niet meer en vraagt in tranen wat we hebben besloten. En wat voelen we ons wreed en machteloos als we haar grootste wens niet kunnen inwilligen. Diep verdrietig gaat ze naar haar kamer. Ik probeer het nu toch maar Knolhoofd weet van geen wijken.

En zo gaat het meisje op zaterdag en enkele avonden maar weer naar de stal van mensen verderop om uit te mesten, te voeren en soms op een van de paarden daar te rijden. Ze doet het met grote inzet en zorgvuldigheid. Soms ga ik mee om te helpen en te kijken hoe en wat ze doet, met zo’n paard. Ik heb helemaal niks met paarden, vind ze groot en griezelig. Over een eigen paard praat ze niet meer.
We worden gebeld door de eigenaar van de stal. Een vriendin van hem gaat scheiden en kan haar paard niet meer houden. Ze heeft hen gevraagd of hij haar 18jarige ruin onderdak wil verlenen. Ze wil er geen geld voor, ze wil alleen een goed tehuis.  Flash komt met z’n hele hebben en houwen, zadels, dekens  enzovoorts. ‘En toen dacht ik gelijk aan Martine,’ zegt de eigenaar. En wij, hoe kan het anders, gaan overstag.



En het moet gezegd: het gaat uitstekend. Trouw gaat ze iedere ochtend nog voordat ze naar school gaat naar de stal om Flash te voeren en  uit te mesten. Het is een braaf paard, lang manegepaard geweest, heel geschikt voor een onervaren ruiter. Ze neemt een baantje bij een verkoopstal en leert onder het strenge regime van de eigenares hoe de boel spic en span te houden. Ze ‘verdient’ er haar tweede paard, het veulen Zhara. En als we verhuizen naar een plek waar ze haar paarden aan huis kan houden, is dat natuurlijk helemaal geweldig.

Flash lijkt niet gelukkig bij ons, hij staat altijd één kant uit te kijken in de paddock. En als er nog een rijpaardje bijkomt verhuist Flash weer. Op zijn nieuwe stek leeft hij helemaal op en wordt bereden door de heer des huizes, die een warme band met hem opbouwt. Een heel enkele keer gaat Martine nog wel eens kijken.

En dan, de dag ervoor hebben we het nog over hem gehad, staat het bericht op FB dat Flash is overleden. In een prachtig in memoriam beschrijft de eigenaar op hartverscheurende wijze hoe het afscheid verliep en hoe hij hem nu al mist. En ik denk aan hoe Flash in ons leven kwam, zo toevallig op de juiste plek en de juiste tijd. En dan mis ik hem ook, opeens, na al die jaren.

maandag 10 augustus 2015

We zijn er bijna!




Hutspot met rookworst in Delphi, echt.  1,7 miljoen mensen zagen een bolle Medelander daarvan smullen tijdens de gezamenlijke Grieks bedoelde maaltijd. Moet gezegd, de meeste andere deelnemers aan de groepsreis door Griekenland  die we dit voorjaar van Omroep Max voorgeschoteld krijgen hadden wel  originele lokale gerechten klaargemaakt. En dansten de sirtaki. Hier zag je, fijntjes gefilmd door de immer aanwezige camera, Bolle ook weer klemvast  in z’n campingstoeltje zitten. Poepiebruine Bolle doet niet mee aan activiteiten, van Cultuur houden hij en z’n vrouw niet, ze zijn mee voor de gezelligheid. Want thuis zijn ze ook altijd met z’n tweeën en dan is met z’n tweeën op vakantie gaan geen vakantie.

Het is een wonderlijk programma dat nu al voor het zesde jaar uitgezonden wordt. Drie kwartier per week zit je te kijken naar een groep hele aardige mensen op vakantie. Behalve dat ze vakantiedingen doen zoals marktjes en bezienswaardigheden bezoeken wordt er ook flink ingezoomd op de dagelijkse beslommeringen, zoals daar zijn de was, het koken, de lichamelijke hygiëne, het gedoe rond vertrek en de aankomst op de campings. En iedere aflevering, daar kun je vergif op innemen, krijgt de auto een liefdevolle wasbeurt. Alles wordt zonder veel commentaar gefilmd. Presentatrice Martine van Os, die in de Plus bekent zelf helemaal niet van kamperen te houden, lijkt zich per serie meer terug te trekken.

Zeker als je zelf kampeert met een caravan trekken je tenen soms krom van plaatsvervangende schaamte.  Maar tegelijkertijd is het ook zo aandoenlijk, deze mensen met hun eigen kleine, belangrijke leven. Ze doen geen vlieg kwaad. Ze hebben het geweldig naar hun zin. Wat geeft het nou dat ze geen tzatziki lusten.  Helemaal los gaan op jeu de boule spelen. Stuiverromannetjes lezen. Hun huiselijke sleur gewoon voortzetten op vakantie: elke dag een glaasje verse jus en een eitje bij het ontbijt.

Ze komen op prachtige plaatsen en kamperen op mooie stekken. We zien veel uitzichten. Mooi land zo, dat Griekenland. Toch, en dat is dan de conclusie: wat ben ik blij dat ik er niet bij ben. Ik ken mensen die als ze dit programma zien zeggen dat ze liever dood zijn dan zo hun laatste jaren te moeten doorbrengen. Vooruit, dat dan misschien nog weer net niet, maar laat ons maar gewoon zonder groep net zo truttig zijn. Want natuurlijk zijn we dat.  Maar één ding is zeker: die rookworst gaat niet mee!



maandag 3 augustus 2015

Hobbels


Op zondagmiddag rijden we naar de Sallandse Heuvelrug. Dochter wil met Kleindochter de Holterberg beklimmen. We parkeren op het dagkampeerterrein en volgen de oranje wandeling, met ons  anderhalf jarige blonde meisje in de buggy. Onderweg rapen we dennenappels die aan een grondige inspectie worden onderworpen. Ze is het er duidelijk niet eens mee hoe die dingen heten. ‘Appel?’ vraagt ze steeds, licht ontstemd.

Onderaan het pad naar het uitzichtpunt mag ze uit de buggy en verder zelf naar boven lopen. Dat gaat natuurlijk allemaal niet zo snel en we worden door talloze andere wandelaars ingehaald. Zonder uitzondering zijn ze vriendelijk en geduldig, er zijn vanmiddag geen hardlopers op pad. 

Als ze de slippers van Dochter heeft gezien begint een andere mama opgelucht een heel gesprek over waarom ze niet de juiste schoenen aan heeft voor deze wandeling. Ze legt uit dat wanneer ze kamperen, ze niet teveel schoenen mag meenemen. Ze babbelt over de uit eten schoenen die ze nu draagt en eindigt met de merkwaardige constatering dat ze ze al vaker gemist heeft, haar sportschoenen. Even verderop zit haar koningskoppel in een hoge boom. Het meisje denkt dat ze er niet meer uit kan en begint te huilen. Pappa zet de koeltas neer en tilt haar eruit.

Ik sleep de buggy naar boven en Kleindochter komt op haar weg vele obstakels tegen. Mooie stenen, struiken waar bessen aan zitten, bloemen, stukjes schors, takken. Heel geduldig volgt Dochter haar. Ik heb wat meer haast en bereik het uitzichtpunt. Het gezin strijkt neer voor een picknick, er komt een vader met zijn eerstgeboren zoon in zijn armen naar boven, de rest van de familie volgt later, een wandelaar heeft een hele bank voor zich alleen ingenomen door zijn rugzak naast zich neer te leggen. Hij heeft kennelijk wel sociale contacten, want hij tuurt voortdurend op zijn telefoon.

Zo nu en dan kijk ik even waar ze blijven, hun tocht naar de top vordert gestaag. Soms kruipt ze een stukje. Tenslotte arriveert ze. Haar eerste beklimming is een feit. Het uitzicht kan haar op dit moment nog niet boeien, naar beneden is minstens zo leuk als naar boven! Daar waar het echt daalt bedenkt ze dat het misschien veiliger is op haar bibs te gaan zitten en naar beneden te glijden. Of in een sukkeldrafje over de boomwortels : ‘Hop! Hop.’


Er zijn nog veel hobbels te nemen, op haar weg naar volwassenheid. Als ze die allemaal zo behoedzaam neemt zoals ze haar eerste berg beklom, komt het wel goed.